LABORATORIUM VOOR DE TUSSENTIJD

door: Jan Jongert & Marco Zacarra (2012 architecten)   datum: 11-06-2008
Slooplandschap en Tijdelijke bouwmarkt

Oogstkaart Transvaal

De transformatie van Transvaal is een enorme logistieke operatie. In tien jaar tijd worden 3000 woningen gesloopt en 1500 nieuwe gebouwd. Om een beeld te krijgen van de materiële verplaatsing die met de transformatie gemoeid is, onderzocht 2012Architecten de door de sloop vrijkomende volumes aan materiaal. Tien van de belangrijkste materiaalstromen werden geïnventariseerd in de Oogstkaart Transvaal.

 

Vloerbalken

Bij elkaar leveren de 3000 woningen ca 250 km balkhout. Vergeleken met het hout dat de bouwmarkt tegenwoordig verkoopt, is dit hoogwaardig materiaal. Het hout is volledig uitgewerkt en heeft langer de tijd gekregen om te groeien. Om ze voor hergebruik geschikt te maken moeten de vurenhouten en grenen balken ontdaan worden van spijkers. De balkafmetingen bedragen doorgaans 70 bij 200 a 220 bij 5000 mm.

 

Vloerdelen
Grenenhouten voerdelen met messing en groef doorgaans 20 a 25 mm dik bij 220 mm breed en 4500 m lang. De kwaliteit is zoals beschreven bij het balkhout. Vaak moet er wat meer herstelwerk aan vloerdelen plaatsvinden om ze te kunnen hergebruiken, bijvoorbeeld door het verwijderen van verf- en/of lijmresten en kleinere spijkers waarmee de vloerbedekking bevestigd was.

 

Radiatoren

Afhankelijk van het jaartal waarin de woningen gerenoveerd zijn hebben de woningen lede radiatoren of de modernere plaatradiatoren. Gemiddeld 5 per woning. De radiatoren zijn vak verouderd en zijn door roestvorming slechts in een enkel geval (ca 5%) weer als radiator in te zetten. De radiatoren zijn met enige creativiteit wel voor andere toepassingen geschikt; bijvoorbeeld als zonnecollector of grondwapening.

 

Raamkozijnen
Afhankelijk van het jaar van renovatie zijn deze doorgaans van hout of kunststof, en een enkele keer van aluminium. Houten kozijnen zijn door hun verankering redelijk lastig in zijn geheel te demonteren. Kunststof en aluminium kozijnen bevatten doorgaans isolatieglas waarvan de opbouw nu niet meer voldoet in een enkele schil. De overige kozijnen bevatten enkel glas. Een veel voorkomende kozijnmaat is: ca 1000 bij ca 1500 mm.

 

Buitendeurkozijnen

Gegevens identiek aan raamkozijnen. Een veel voorkomende deurmaat is: 830 bij 2300 mm. Puien Behalve losse deur- en raamkozijnen hebben vele woningen complete puien van hout of kunststof. In totaal ca 14000 m2. De maten zitten rond de 3000 bij 1500 mm.

 

Binnendeuren

Een gemiddelde woning heeft ongeveer 6 binnendeuren van ca 2200 bij 750 mm of smaller. Soms nog de oorspronkelijke paneeldeuren, al dan niet in de jaren vijftig met hardboard geëffend en vanaf de jaren zestig vervangen door vlakke plaatdeuren of opdekdeuren. Vaak kartonnen honingraat met spaanplaat afdekplaten of massief spaanplaat met kunststof fineerlaag.

 

Trappen

De portiekwoningen hebben allen een betonnen of natuurstenen buitentrap en een houten trap binnen. De totale hoeveelheid houten trappen bedraagt ca 2000. Met een gemiddelde stijghoogte van 3 meter kunnen de trappen bij elkaar 6000 m hoogteverschil overbruggen. Dat is driekwart van de Mount Everest.

 

Baksteen

Het totale volume aan baksteen is het grootst van allen, in totaal ca 10.000 m3. De baksteen van woningen uit de 20e eeuw is echter lastig in zijn geheel her te verwerken doordat een metselspecie op cementbasis is gebruikt, die te vast aan de steen blijft zitten. De enige toepassing is vergruisd als toeslagmateriaal of onderlaag van bestrating of als gravel.

 

Groen

Niet alleen de gebouwen leveren mogelijk opnieuw in te zetten componenten. Ook de inrichting van de openbare ruimte. Vaak worden volwassen bomen gerooid terwijl er jonge aanplant in de nieuwbouwwijk wordt teruggeplaatst. In de gevallen waar dit niet gebeurd moeten de bomen tijdelijk bij een bomenbank worden geplaatst, doorgans niet in de stad. De bomen kunnen ook als tijdelijk inrichtingselement in de buurt worden ingezet

 

Transport

Behalve dat het zonde is dat veel van deze materialen geen directe herbestemming krijgen, zorgt de afvoer van het oude materiaal ook voor een enorme hoeveelheid bouwverkeer binnen de stad. En dat terwijl er waarschijnlijk bruikbare componenten inzitten voor de nieuwbouw, waarvoor ook weer transport nodig is. Door lokale opslag en stimuleren van herbestemming kan deze verkeersoverlast worden beperkt. Een idee hiervoor is een tijdelijke bouwmarkt.

 

Kringloopbouwplaza
Gesloopte woningen laten een omheind terrein achter dat vaak meer dan een jaar braak ligt. Voor grondstabilisatie wordt regelmatig een zandpakket op het terrein aangebracht. Wij stellen voor om ieder jaar één van deze tijdelijk braakliggende terreinen in te richten als tweedehands bouwmarkt. Daarbij bevatten de containers bouwmaterialen die door lokale verkopers kunnen worden beheerd. Tussen de containers kan het granuaat worden opgeslagen, dat later in beton kan worden gebruikt. Met geoogste trappen kan het publiek bovenop de containers terecht waar radiatoren de borstwering van een verhoogd plein vormen. Op telkens verschillende manieren kan de markt worden geplaatst, afhankelijk van de vorm van het oorspronkelijke bouwblok of behoeften vanuit de omliggende blokken.

 

Materialenboek

Tijdens het onderzoek Slooplandschap Transvaal adviseerde ons bureau de gemeente Den Haag en het ministerie van VROM bij de contractvorming van de bouw van het nieuwe ministerie op de locatie van de Zwarte Madonna. Momenteel maakt de overheid de transitie naar duurzaam inkopen en dat gaat in de toekomst ook voor gebouwen gelden. Omdat dit nog niet voor de huidige bouwwerken geldt is het verstandig om ten minste op de hoogte te zijn van de in haar gebouwen toegepaste materialen zodat bij renovatie of sloop bekend is waaruit een gebouw bestaat. Wij stelden daarom voor bij oplevering van het gebouw een materiaalboek samen te stellen. Deze kennis t.b.v. toekomstige herverwerking of recycling kan daardoor reeds bij het verbouwingsplan worden meegenomen.

 

In het tegenwoordige bouwproces gaat veel informatie verloren. Bij het schrijven van het bestek worden materialen voorgeschreven maar de toetsing vindt plaats op gelijkwaardigheid aan esthetische, comfort- en (levens)duurzaamheidseisen. De exact toegepaste materialen worden nergens beschreven anders dan in de boekhouding van de aannemer. Daarmee is kennis die in principe bekend is in de toekomst niet toegankelijk. Op een enorm korte termijn van twee weken is door VROM de contractvoorwaarde aan de aannemer zodanig aangepast dat de aannemer bij oplevering een materiaalboek meelevert. Een kleine, zeer voor de hand liggende stap in de poging het bouw-sloopproces kort te sluiten.

 

Aanbevelingen

Corporatie/gemeente
- maak een inventarisatie van alle sloopmaterialen bij het ontwerp van het stedenbouwkundig plan zodat deze in de ontwerp van gebouwen mee kan worden genomen

 

Corporatie/Ontwikkelaar
- stimuleer architecten de beschikbaar komende materialen in hun ontwerpen toe te passen
- maak actief gebruik van de tijdelijk braakliggende grond in de stad
- vraag aannemers bij oplevering een materiaalboek mee te leveren

 

Gemeente
- stimuleer het opknappen van woningen door particulieren met lokaal verkrijgbaar materiaal

 

Aannemers
- bouw demontabel

- gebruik lokaal aanwezig materiaal

 

Architecten

- ontwerp voor hergebruik

Hangtuinen
door: Alina Simoviciute en Lidewij Tummers   datum: 21-07-2008
Eetbare Stad

In de winterperiode met korte dagen en weinig licht oogde het dichtgetimmerde Transvaal onvriendelijk tijdens de wijkwandeling. Ons viel  op dat juist in het vooroorlogse nog te slopen gedeelte veel groene pleintjes en bomen zijn. Op groene pleintjes en in tuinen kunnen mensen elkaar ontmoeten en met elkaar praten. Groene gebruiksruimte bevordert sociale contacten, mensen worden zich meer bewust van hun omgeving. Daarnaast is beplanting een verfraaiing van de stad, de buurt en de woonomgeving.

 

Als gevolg van de herstructurering is het enige volkstuincomplex uit Transvaal verdreven. Deze werd gebruikt door drie basisscholen in de buurt. Voor alsnog is er geen nieuwe gepland. Ook viel op dat zich in het jaren tachtig gedeelte van de wijk hier en daar treurige, met afval bezaaide groenpleintjes bevonden. Heel zelden ziet men bij huizen klimplanten of (geïmproviseerde) potten met groen. Het lijkt of de drang naar natuurlijke verfraaiing bij de bewoners verdwenen is. Daarbij wordt in buurten die al 'geherstructureerd' zijn geen ruimte voor groen gereserveerd. Juist in de sloop en vernieuwingsperiode waar zoveel vrije ruimte is, kunnen mensen ervaring met tuinieren opdoen en wellicht in de toekomst voortzetten. De 'tussentijd' biedt veel ruimte voor experiment: welke mensen reageren hierop en wat betekent voor hen 'groen in de wijk'? Door samenwerken leren mensen elkaar kennen wat tot verdere ontmoeting kan leiden. Daarmee kan de in de herstructureringsperiode gereserveerde ruimte voor groen beter worden ingevuld.

In rood aangegeven: pleinen in Transvaal-Noord die in aanmerking zouden kunnen komen voor ‘publieke acupunctuur’
door: Krijn Christiaansen, Agla   datum: 18-01-2009
Publieke Acupunctuur

Bij de huidige transformatie van de Haagse wijk Transvaal heeft woningcorporatie Staedion van de gemeente de opdracht gekregen om een deel van de openbare ruimte vorm te geven. Dit is voor woningbouwcorporaties een nieuwe opgave, waar zij nog weinig ervaring mee hebben. Het is daarom niet vreemd dat werd teruggegrepen op de gebruikelijke stedelijke werkwijze: er werd een opdracht verstrekt aan een ingenieursbureau, dat op basis van het Haags handboek openbare ruimte een inrichtingsplan heeft gemaakt. In dit handboek vindt de ontwerper alle richtlijnen en een sortering materiaal- en straatmeubilair waarmee in Den Haag ontworpen kan worden. Hoewel een begrijpelijke keuze, menen wij dat de ‘publieke acupunctuur’ die wij voorstaan om een andere, meer experimentele aanpak vraagt. De uitdaging ligt er volgens ons in om bewoners uit de omgeving van een plein vanaf het begin te betrekken bij het vormgeven van hun eigen woonomgeving. Om dit te bereiken voldoet een standaard handboek niet, maar is een alternatief, buurtspecifiek en dynamisch handboek nodig. Dit nieuwe handboek vervangt het bestaande handboek niet geheel - er moet begrijpelijkerwijs voldaan worden aan onderhoud- en veiligheidaspecten - maar genereert een extra kwaliteit voor een specifieke plek.

 

Een alternatief handboek

Uitgangspunt voor het alternatieve handboek is dat de toekomstige gebruikers vanaf het allereerste begin betrokken worden bij het inrichten van de openbare ruimte die zich straks voor hun deur bevindt. Hiertoe wordt, met behulp van een sociaal onderzoeker, een inventarisatie gemaakt van de bij de inwoners (en bij de professionals die hier dagelijks werkzaam zijn) aanwezige kennis en vaardigheden, die bij de realisatie en vormgeving van het plein kunnen worden ingezet. De onderzoeker laat zich niet leiden door de vraag wat mensen willen met, of nu vinden van, het plein, maar door wat zij doen, op het plein, thuis of op een andere plek. Daarnaast wordt contact gezocht met professionals, organisaties of groepen mensen die in de toekomst programmatisch iets kunnen betekenen op of rond het plein. Deze eerste fase, die een vooraf bepaalde tijd in beslag zal nemen, mondt uit in ons alternatieve handboek. Dit boek biedt de ‘software’ waarmee een ontwerper - in samenspraak met een editorial board van belanghebbenden uit de buurt - aan de slag gaat om zo een bij de buurt aansluitend, maar toch eenduidig en hoogwaardig ontwerp voor het plein te ontwikkelen.

 

Voordelen van het alternatieve handboek:

 

- Het resultaat zal geen generiek maar een specifiek karakter hebben, waarmee de betrokkenheid van bewoners bij de openbare ruimte vergroot wordt. Zowel de procedure als de uitkomst vormt voor alle betrokkenen een uitdaging.

 

- Het handboek heeft een tijdelijk karakter (versie 1.0), en kan dus iedere 4 of 5 jaar vernieuwd worden. Zo blijft de informatie over de wijk up-to-date. Het handboek kan, zowel door andere instanties als door bewoners, ook op andere momenten en plekken in de wijk worden ingezet.

 

- Bewoners krijgen de kans om op diverse manieren en op diverse momenten te participeren in het proces – door mee te praten, te ontwerpen, te bouwen of te beheren – waardoor veel meer mensen hun kennis en vaardigheden kunnen inzetten, en verder ontwikkelen.

 

- Het versterkt de onderlinge relaties tussen bewoners, maar ook met professionals, omdat er gezamenlijk aan een concreet project wordt gewerkt. Daarmee worden nieuwe verbanden gesmeed en vooroordelen doorbroken.

 

- Doordat bewoners zich vanaf het begin betrokken voelen bij het plein zal er een bepaalde mate van trots ontstaan, die zich uit in een zorgvuldige omgang met het plein. Daarnaast zal het ook uitstralen naar de rest van de omgeving (acupunctuur), wat de wijk een meerwaarde oplevert.

 

Procedurele referenties

Onze aanpak sluit niet aan bij het eindbeeld-denken dat veelal in bestuurlijke kringen heerst. Waar een eindbeeld mensen kan overtuigen door te tonen wat komen gaat, kan men bij onze procedure slechts spreken van verwachtingen. Dit kan een nadeel zijn, toch is het niet zo dat er totaal geen referentiekader is. Zoals een sollicitant alleen een verwachting schept en die ondersteunt met referenties, verwijzen wij naar Recyclart in Brussel. Deze organisatie heeft in samenwerking met architecten en bewoners een skatepark ontwikkeld op het dak van Station Brussel Zuid. Langdurig werkelozen uit de buurt leerden ijzer en hout te bewerken om het project te helpen uitvoeren. In Rotterdam werd door bewoner/ontwerpers een tijdelijke (moes)tuin ontworpen en aangelegd op een braakliggend bouwterrein op de kop van de Mullerpier. Hoewel ontstaan onder andere omstandigheden, laten beide referentieprojecten zien dat uit een op bewoners geënt ontwerpproces mooie, interessante en volwaardige openbare ruimtes kunnen ontstaan. Dit is precies wat we met onze publieke acupunctuur voor ogen hebben.

Een sleets Haags bedrijventerrein krijgt een nieuw leven door de bouw van het Autonië-gebouw: een golvend glazen gebouw gevuld met autobedrijvigheid. Op het golvende dak kunnen testritten plaatsvinden en gaat de trotse autobezitter flaneren. In de bestaande bedrijfsgebouwen zullen zich in de loop van de tijd steeds meer sleutelwerkplaatsen, wassalons, clubgebouwen en onderdelenfirma's vestigen. ©2007 Hans Venhuizen
door: Hans Venhuizen   datum: 18-04-2008
Tesameheid in Autonië

Bij het in kaart brengen van de kwaliteiten van de wijk Transvaal viel mij onmiddellijk de begin twintigste-eeuwse thematisering van de naamgeving van de wijk en de straten op. Toen de wijk werd gebouwd waren de Boerenoorlogen in Zuid-Afrika net achter de rug. De Boeren waren nazaten van de Nederlanders en hun heldhaftige strijd tegen de Engelse onderdrukker werd op veel plaatsen in Nederland geëerd. Zo ook in de Haagse wijk die de naam Transvaal meekreeg en waar de straten geografische en ook historische verwijzingen naar dat deel van de wereld kregen. Een hele reeks straten werd naar de 'heldhaftige' Boerenstrijders vernoemd. Dezelfde Boeren stonden later aan de basis van de Apartheid.

Apartheid is inmiddels afgeschaft maar in Transvaal heeft nog geen naamzuivering plaatsgevonden. Er is een nieuw gemaakt pleintje vernoemd naar een anti-Apartheidstrijdster en het voormalige Boerenplein heet inmiddels Nelson Mandelaplein, maar verder zijn de grondleggers van de Apartheid nog overal present, en dat is ook goed zo. De identiteit van een plek kan immers onmogelijk alleen 'leuk' zijn, maar bevat per definitie ook 'niet-leuke' kantjes.

Toen de wijk werd gebouwd waren haar bewoners nog een perfecte afspiegeling van de blanke broeders in Zuid-Afrika. In de laatste dertig jaar is de wijk echter steeds meer pluricultureel geworden. In een verkoopbrochure van de herstructurering van de wijk roemt woningbouwvereniging Staedion de Transvaalse diversiteit, maar kwalificeert deze tegelijkertijd ook als eenzijdig - ongewenst eenzijdig zelfs. Met het verbeteren van de woningen in Transvaal gaat Staedion de diversiteit nóg diverser maken. Het gaat hierbij niet zozeer om de culturele diversiteit maar eerder om inkomensdiversiteit. Een flink deel van het woningarsenaal gaat een nieuw leven in een hogere prijsklasse tegemoet. Zo wordt de als ongewenst en negatief ervaren eenzijdigheid bestreden. In de wijk van de grondleggers van de Apartheid geldt dan de wet van de inkomens anti-Apartheid, van een gewenste en bijna fanatiek nagestreefde menging die ik hier in de geest van de Boeren 'Tesameheid' zou willen dopen. Verboden te scheiden is nu de regel, en mengen is goed.

Maar ontscheiden is nog niet hetzelfde als verbinden. Zijn er gemene delers te vinden voor deze dubbele diversiteit, vroeg ik me af, nu die in religie en cultuur niet zo snel te vinden zijn. Er is een fenomeen waarvan de verbindende potentie in mijn ogen stelselmatig over het hoofd wordt gezien, ook in Transvaal, dat is namelijk de auto. De auto is een absolute culturele gemene deler. Als het over auto's gaat komt iedereen uit Autonië. Dat wordt ons met de paplepel ingegeven. Die betekenis staat in schril contrast met de belabberde behandeling die de auto in ons stedelijk gebied doorgaans krijgt. De auto wordt daarin enkel als transportmiddel gezien, dat je noodzakelijkerwijs een plaats moet geven in de stad door het verkeer en het parkeren goed te regelen. Maar als cultureel fenomeen wordt de auto nauwelijks erkend.

Ondanks het feit dat er bijna geen activiteit is die meer beperkingen kent - •je moet 18 zijn, •een rijbewijs hebben, •een auto die verzekerd is, •waarvoor belasting betaald is, •die is gekeurd en iedere meter die je rijdt is •maximaal gereglementeerd - speelt de auto het klaar om het ultieme symbool van vrijheid en status te zijn. De auto is niet alleen vervoermiddel, maar ook trots bezit, een verlengstuk van je identiteit. Door alle culturen en inkomensklassen heen. De stad heeft echter geen respect voor dit belangrijke aspect van de auto, en voor de handelingen rondom de auto: tanken, wassen en sleutelen worden bewust gescheiden ondergebracht op vaak onaantrekkelijke plaatsen op onooglijke bedrijfsterreinen waar goed flaneren met de auto uitgesloten is.

Autonië is de titel van een voorstel om in Transvaal een bijzondere plek voor de auto in te richten. Wellicht kan door de auto een rafelrand van de wijk als een gouden randje reïncarneren, tot een plek waar we de auto niet meer plagen maar omhelzen. Een plek om te wassen, tanken en verzorgen. Om te sleutelen te showen en te flaneren. Een plek om te tunen, te pimpen en te spoilen. Een plek waar je een brug, het gereedschap en de kennis krijgt om zelf te sleutelen. Een plek met aanbiedingen voor de laatste modellen terugdraaiende velgen en de juiste specialisten voor het afstellen van de BOEMBOEM. Een plek waar je een tweedehands auto kunt vinden die gegarandeerd van een oud omaatje is geweest. Een plek waar de auto niet gemangeld, beteugeld en gepest wordt, maar een trotsplek voor de auto, een Haags Autonië voor de ultieme Transvaalse Tesameheid.

Tijdens de presentatie van Autonië op 18 november 2007 bij OpTrek, werd de pluriculturele verbindingspotentie van de auto alom erkend, en werd het concept Autonië door de aanwezigen toegejuicht. De discussie spitste zich toe op de planbaarheid van het concept: is Autonië als plek te ontwerpen of kan het zich ook in de loop van de tijd mobiel ontwikkelen?


In Transvaal kan Autonië zich vestigen aan de tramlijn 11 op het bedrijventerrein aan de Uitenhagestraat, dat dringend een 'update' kan gebruiken. De gebouwen aan de tramkant worden vervangen door het Autonië-gebouw: een glazen gebouw met een golvend en berijdbaar dak. Dit dak vormt meteen ook de flaneerboulevard. Er wordt een drive-in restaurant als tribune ingericht waar de auto's voorbijrijden terwijl ze zich van hun meest bijzondere kant laten zien. In het Autonië-gebouw vestigen zich showrooms en wassalons. De reeds bestaande gebouwen op het terrein zullen in de loop van de tijd verschillende functies rondom de auto gaan huisvesten. Er komen sleutelwerkplaatsen en tweedehands autohandelaren, doe-het-zelfwasserettes en onderdelenverkopers. Op het middenplein is veel ruimte om te parkeren en ontmoeten en worden regelmatig festivals voor de auto georganiseerd. In april 2008 kan Autonië al van start gaan met het 'FIAT 127 WEEKEND'.

door: Gert Anninga, Martijn Boelhouwers, Ana Dzokic, Anne Hemker, Erik Jutten, Iris de Kievith en Marc Nee   datum: 15-03-2012
Transformatielandschap

Kenmerkend voor het landschap van de tussentijd is de continue transformatie waarin het zich bevindt. In Transvaal is een scala aan verschillende tussentijdstadia herkenbaar in de fysieke ruimte, zoals:

- tussen oude bewoning en sloop (leegstand),

- tussen leegstand en leegte (sloop),

- tussen sloop en bouw (braakliggend terrein)

- en tussen nieuwbouw en bewoning (bouw en leegstand).

 

Dit arsenaal aan tijdelijke tussenruimte kan worden gebruikt, zoals het project Hotel Transvaal dat doet. Dit project maakt gebruik van het stadium tussen oude bewoning en sloop. Voor de situatie in Transvaal zijn er door het workshopteam twee concepten ontwikkeld voor de kortste van de tussentijden: de periode van sloop. Zelfs zo'n korte 'tussentijd' geeft nog bijzondere gebruiksmogelijkheden!

 

1. Boulevard Transvaal – de toekomst 'inslopen'

Er zijn plannen voor de ontwikkeling van een deelgebied van Transvaal, genaamd de Oriënt (www.de-orient.nl). In deze plannen is een nieuwe straat opgenomen, de Groene- of Morgenstondlaan. Deze laan zal op een plek lopen waar nu nog een blok huizen staat. Wanneer de plannen voor de laan over het huidige blok worden gelegd zien wij een keurige doorbraak door de bestaande situatie. Deze doorbraak in de structuur van de bebouwing van Transvaal is één van de meest bepalende ingrepen in dit gebied – maar blijft voor het overgrote deel van de huidige en toekomstige bewoners een stedenbouwkundige abstractie. Deze zou geconcretiseerd kunnen worden wanneer door het huidige leegstaande blok de laan tijdelijk zichtbaar wordt gemaakt door juist daar te slopen waar de laan moet komen te liggen. Met 'Boulevard Transvaal' wordt de toekomstige situatie dus al in een veel eerder stadium blootgelegd door deze – anticiperend op de toekomstige doorbraak – er nu al 'in te slopen'.

 

Boulevard Transvaal is een incisie door de wijk. Door de volgorde van sloop en ontwerp te regisseren ontstaan zo nieuwe mogelijkheden die zowel een stedenbouwkundige testfase (een schetsfase 1:1), de open wond in de wijk (zowel sociaal als fysiek, vergelijk Haussmann), maar ook een bijzondere architectonisch sculptuur zichtbaar maken.

 

2. Arena Transvaal – het sloopblok als speelruimte

Kan een leeg bouwblok – gereed voor de sloop – tijdelijk worden teruggegeven aan de buurt? In het voorstel Arena Transvaal wordt de binnenruimte gebruikt als arena terwijl de omliggende huizen de tribunes vormen. Omdat de sloper het blok 'duurzaam' demonteert (waarbij alle bouwmaterialen één voor één als aparte materiaalstromen uit het blok worden verwijderd) is het goed mogelijk om de sloop op tijdelijk gebruik aan te passen. Zo blijkt uit overleg met de sloper.

 

Wij hebben als voorbeeld gekozen voor het bouwblok aan de Vaalrivierstraat en de Kempstraat. Hier was de sloop ten tijde van de workshop net begonnen. Voor dit blok duurt de sloop ongeveer twee maanden. Arena Transvaal heeft hier dus vier tot zes weekenden om te programmeren. De Arena kan dienst doen als stadion voor voetbal, auto spektakels maar ook voor een concert. Uiteraard moet voor veiligheid en comfort het een en ander worden meegebracht. Daarom worden de bezoekers van het stadion welkom geheten met helm, handschoenen en een klapstoel.

 

Is dit entertainment? Natuurlijk! Tegelijkertijd zorgt het ervoor dat de nu afgesloten ruimte met een negatief imago van verval op een positieve manier publiek wordt gemaakt. Ze wordt daarmee in deze voor Transvaal cruciale fase niet onttrokken aan wijk en stad – maar markeert de overgang van oud naar nieuw.